De verhalen van de vergetenen

24/09/2016 - 15:03

Het is voor ons westerlingen moeilijk te begrijpen waarom het exacte aantal slachtoffers van de bloedbaden in de streek van Beni zo moeilijk te achterhalen is. Vijf maanden na de start van mijn onderzoek, heb ik nog steeds geen volledige namenlijst van de slachtoffers van deze brutale aanvallen. Deze mensen worden niet gewoon vergeten, ze moeten vergeten worden. En net dat maakt het een erg moeilijke missie.

De verhalen van de vergetenenDe verhalen van de vergetenenDe verhalen van de vergetenenDe verhalen van de vergetenen

Het moet ergens eind vorig jaar geweest zijn. Voor de zoveelste keer stuurden mijn vrienden uit Beni me gruwelijke foto's door van de zoveelste slachtpartij waarbij onschuldige burgers willekeurig met machetes waren weggemaaid. De foto's lieten niets aan de verbeelding over. Begin oktober 2014 was het begonnen. Bijna wekelijks werden mensen in de dorpen rond Beni, en enkele keren zelfs in de stad, op een wrede manier afgeslacht. De slachtoffers waren willekeurig gekozen, maar meestal ging het over doodgewone, arme families aan het werk op het veld, of aan het slapen in hun bescheiden woning. De aanvallers spraken verschillende talen, droegen soms militaire en soms civiele kledij. Vaak was het een groep mannen, maar soms waren het families, met vrouwen en kinderen, die de aanvallen uitvoerden. Ik kon moeilijk begrijpen dat een jaar na het begin van deze ongewone piek aan geweld, niemand me kon zeggen wie nu precies achter deze aanvallen zat. Na grote bloedbaden toonde de bevolking van de steden in het oosten een grote solidariteit, door villes mortes te organiseren, en het economisch en sociaal leven voor een dag stil te leggen. Maar de overheid reageerde traag, en slechts drie weken na een aanslag waarbij meer dan honderd mensen werden gedood, kwam men op het idee om de president langs te sturen. De frustratie groeide bij de bevolking. Wie de aanvallers ook waren, buitenlanders of Congolezen, het was duidelijk dat hun eigen leger de daders niet wilde vatten. Ze beweerden zelfs schrik te hebben. In werkelijkheid zouden ook belangrijke spelers in het leger, enkele betrokkenen de hand boven het hoofd te houden. Ook internationaal leek de solidariteit en de verontwaardiging afwezig. Na die zoveelste gruwelijke foto in mailbox, vond ik dat ik niet langer kon blijven toekijken. Zelf heb ik met Backup Butembo een pleidooi gevoerd om Congo op een meer gebalanceerde manier in beeld te brengen, en niet enkel over de oorlog en het geweld te praten. Ik twijfelde daarom of het in beeld brengen van de bloedbaden van Beni, iets voor mij was. Maar ik voelde de vermoeidheid bij mijn vrienden uit de streek. En die dag viel de twijfel weg.

Samen met een journalist van Radio Moto, Jackson, en vrijwilligers van C.R.D.H., een lokale groep die actief de mensenrechten van de Congolees verdedigen, probeer ik de cijfers een gezicht te geven. Er zouden naar schatting 500 tot 700 mensen gestorven zijn in de meer dan 70 aanvallen die plaatsvonden tussen oktober 2014 en vandaag. Bij een aanslag in Brussel worden bij ons bijstands- en onderzoeksteams opgericht, een parlementaire commissie gaat na hoe het kon gebeuren, en het land is dagenlang in rouw. Hier werden de lichamen nooit officieel geïdentificeerd, en is nog steeds geen officieel onderzoek geopend. Bijstand is er al zeker niet.

Dagelijks praten Jackson en ik met de slachtoffers van de verschillende aanslagen. Wanneer het nieuws zich verspreid dat we met familieleden van de slachtoffers willen spreken, vormen zich opvallend lange rijen. Ik wil iedereen de tijd geven om zijn verhaal te doen. Maar door de grote opkomst is het niet altijd makkelijk. Mensen wachten soms de hele dag om met ons te kunnen praten. Ze zijn blij dat iemand komt luisteren. Ik voel de grote verwachtingen, die mee gevoed worden door mijn blanke huid. Zullen wij er kunnen voor zorgen dat de daders veroordeeld worden? Zullen we er kunnen voor zorgen dat ze opnieuw naar hun akkers kunnen, en hun kinderen opnieuw naar school kunnen sturen? Ik voel me schuldig dat ik de weeskinderen geen schoolgeld kan beloven, en de families geen garantie kan geven op toegang tot hun akker. Ik weet dat ze hun toegang tot voedsel en kleine inkomsten kwijt zijn, ze vaak zonder kostwinner zijn gevallen en ernstig getraumatiseerd zijn. Maar het enige wat ik hen kan beloven is dat ik in België en hopelijk ook daarbuiten zal tonen wie de slachtoffers zijn. Dat dit onschuldige burgers zijn, altijd iemands vader of moeder, altijd iemands kind. Ik zal voor hen pleiten waar ik kan. Hoewel ze me danken, voel ik me toch vaak machteloos.

Veel van de getuigenissen zijn bijzonder zwaar. Christian, een man van 65 vertelt me hoe hij zijn leven lang gewerkt heeft, en trots was toen hij zijn kinderen enkele akkers kon schenken. Regelmatig brachten ze en zijn vrouw rijst, kleren, en zelfs vlees. 'Ik kon eindelijk wat rustiger leven. Mijn kinderen rendeerden.', zoals hij het zelf omschrijft. Maar eind 2014 werden zijn vrouw, zijn vier kinderen en twee schoondochters gedood. Vandaag is hij alleen, en moet hij opnieuw beginnen, met drie kleine weeskinderen om groot te brengen. De jongste is twee, en was drie maanden oud toen ze gevonden werd als enige overlevende naast het lijk van haar moeder. 'Wenen heeft geen zin. Ik moet er zijn voor die drie kleintjes.', zegt hij me kranig. 'Maar ik voel dat ik ouder word. De kleinste is ziek, en het vermoeit me dat ze koortsig ligt te huilen.' Wanneer ik het meisje zie, merk ik dat haar longen piepen en ze erg kortademig is. Ik hoop dat ze in deze moeilijk omstandigheden toch de juiste medische hulp kan krijgen. Haar nieuwsgierige blik doen me tranen in de ogen krijgen.

Germaine was twee maanden oud toen ze naast het lijk van haar moeder werd gevonden, als enige overlevende van een bloedbad waarbij haar ouders, grootmoeder, tantes en nonkels omkwamen.

Een groot deel van de families vinden we deze week in Mavivi. Een van de grootste aanslagen vond plaats in Vemba, een landbouwdorpje wat dieper het woud in. De enkele overlevenden zijn naar Mavivi en Beni gevlucht. In Vemba mogen ze niet meer komen. Op 20 november in 2014 werd iedereen door de dorpschef verzameld voor een volkstelling. Hij had een telefoontje gekregen dat iemand zou langskomen. 'Ik weigerde te gaan. Ik vond het een vreemd moment voor een volkstelling. Maar mijn zonen gingen toch. Ze zeiden dat de chef mij weer die moeilijke, koppige, zouden vinden, en zij zouden dit keer gehoorzamen.', vertelt een duidelijk getekende dame. 'Mijn koppigheid heeft mijn leven gered. Maar zonder mijn zonen is het nog weinig waard.'. Alle aanwezigen, inclusief de chef, werden omcirkeld en vervolgens gedood. De weinigen die konden ontsnappen, en zich daarvoor soms dagenlang moesten verstoppen in de brousse, vertellen hoe er honderden lijken lagen. Hoe ze moesten klimmen over de lichamen. Amosa een jongen van achttien vertelt me hoe hij zich samen met zijn broer kon vluchten. 's Nachts probeerden ze het dorp uit te komen, maar ze kruisten enkele van de rebellen. Hij werd bij het weglopen in de rug geschoten, en viel neer. Ondanks de pijn, bleef hij roerloos liggen in de hoop dat ze hem dood zouden wanen. Zijn plan werkte, en na een dag stappen konden ze Mavivi bereiken, levend. 'Ik wou dat ik het niet had overleefd.', zucht Amosa, 'De beelden staan gebrand op mijn netvlies en ik slaap niet meer. Mijn ouders en mijn andere broer hebben het niet overleefd. Nu is het enkel nog ik en mijn kleine broer. Maar ik voel me niet sterk genoeg.'

Toen het nieuws zich van Vemba zich verspreidde haasten heel wat familieleden zich naar het dorp, om hun familieleden te zoeken. Maar het leger verhinderde hen de weg. Het zou er nog te gevaarlijk zijn. Maar ook na het vertrek van het leger, gingen sommigen hun familie zoeken. Er waren nergens nog lichamen te vinden, maar ook geen sporen van een massagraf te bespeuren. De overheid beweert dat er een 80-tal doden waren, en beweert ze niet te hebben kunnen identificeren. Het is zeker dat het er honderd, misschien wel tweehonderd waren. Niemand weet waar de lichamen zijn of wat me ze gebeurd is. Dit extra gegeven doet de families veel pijn. 'Hun ziel kan niet vredig rusten', zegt een van de weduwes. Het doet de pijn en de woede van de bevolking enkel groeien. 'Deze doofpotoperatie van het leger en de overheid is niet enkel onrespectvol, maar bewijst ook hun medeplichtigheid.', beweert Jean-Baptiste van C.R.D.H. me terecht.

De vermoeidheid straalt af van de vele gezichten die voor mijn camera passeren. Ze willen allemaal vertellen hoe goed en onschuldig hun overleden familielid is. Maar nog meer dan dat vragen ze me om hun verhaal in het buitenland te delen. 'De dood van Papa Wemba, een bekende Congolese muzikant, zette het land in rep en roer. De regering kondigde een dag van nationale rouw af, en wil hem eren als nationale held. De nationale pers berichte massaal over zijn dood. Maar hier worden arme boeren geslacht, en niemand mag er over praten.'.

's Avonds kijk ik naar de nationale televisie, die de laatste dagen maar niet kan zwijgen over de 45e verjaardag van president Kabila, de man die vrede bracht in het land. Althans volgens zijn woordvoerder.